Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 12-9-2019 18:20:06
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2019-09-12

Remmerswaal
donderdag, 12 september 2019
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand september.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Belastingdienst corrigeert onzakelijke rente eigen woning
Verkoop ondernemingsvermogen na stilleggen activiteiten
Billijke vergoeding na ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid?
Onvoldoende re-integratie-inspanningen
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis weer opengesteld
Aanpassing BPM per 1 juli 2020
Bedragen kinderopvangtoeslag 2020
Beperking duur alimentatie
 
Belastingdienst corrigeert onzakelijke rente eigen woningInkomstenbelasting

 

Een belastingplichtige financierde zijn woning met een lening van zijn ouders. De lening had een looptijd van 30 jaar. De rente bedroeg 9% per jaar voor een periode van 15 jaar. Voor de lening zijn geen zekerheden gesteld. Ten tijde van het afsluiten van de geldlening was een rente van 3% gebruikelijk voor een lening met zekerheidsstelling en een rentevaste periode van 15 jaar. Het ontbreken van zekerheid rechtvaardigt in het algemeen een hogere rente ter compensatie van het risico dat de geldverstrekker loopt.

De rechtbank was van oordeel dat het risico dat de belastingplichtige de geldlening niet zou kunnen terugbetalen niet groot was. Daardoor was er geen reden voor een aanmerkelijk hogere rente dan gebruikelijk. Volgens de rechtbank hebben de ouders de geldlening onder de overeengekomen voorwaarden verstrekt vanwege de familierelatie. De inspecteur heeft, rekening houdend met het ontbreken van zekerheid, de rente op 4,5% gesteld. De rechtbank vond dat een redelijk percentage.

In hoger beroep heeft Hof Den Haag zich bij het oordeel van de rechtbank aangesloten.

 
Verkoop ondernemingsvermogen na stilleggen activiteitenOmzetbelasting

 

Verkoop van een investeringsgoed, dat voor de omzetbelasting als ondernemingsvermogen is aangemerkt, moet voor de omzetbelasting worden behandeld als een verkoop door een ondernemer. Dit is anders als het bedrijf is beëindigd en het investeringsgoed is overgebracht naar het privévermogen. De overbrenging naar het privévermogen is voor de omzetbelasting een belaste levering indien bij de aanschaf van het investeringsgoed recht op aftrek van voorbelasting is ontstaan. Het ondernemerschap voor de omzetbelasting eindigt als de laatste liquidatiehandeling is verricht.

Een snijbloemenkweker beëindigde in 2004 zijn activiteiten. Voor de inkomstenbelasting werd de onderneming niet gestaakt. De teelt van de snijbloemen vond plaats in kassen, die met de ondergrond tot het ondernemersvermogen behoorden. Vanaf 2005 verrichtte de snijbloemenkweker andere ondernemersactiviteiten. Na een bestemmingswijziging werden de kassen gesloopt en werd het perceel als bouwterrein verkocht. De vraag was of de levering van de grond in 2018 belast was met omzetbelasting. De snijbloemenkweker meende dat door de feitelijke beëindiging van de snijbloemenonderneming de grond naar zijn privévermogen was overgegaan. De latere levering van de grond had hij niet in de hoedanigheid van btw-ondernemer verricht. De rechtbank accepteerde dat betoog niet. De overbrenging van de grond naar het privévermogen bleek nergens uit en was ook nooit als een belaste levering aangegeven. Ook na de beëindiging van de snijbloemenkwekerij bleef de grond met de kassen als ondernemingsvermogen op de balans staan. Voor de omzetbelasting was nog steeds sprake van ondernemingsvermogen.

Voor het btw-ondernemerschap is niet relevant dat de aard van de onderneming is gewijzigd. De levering van de bouwgrond in 2018 was onderdeel van de liquidatie van de btw-onderneming. Er is terecht omzetbelasting over de levering berekend.

 
Billijke vergoeding na ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid?Arbeidsrecht

 

Bij de Hoge Raad is een procedure aanhangig van een werkneemster, die is ontslagen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De AG bij de Hoge Raad concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De casus is als volgt. De werkgever heeft de dienstbetrekking met de werkneemster opgezegd met toestemming van het UWV en met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Bij het einde van het dienstverband heeft de werkgever een transitievergoeding betaald. De werkneemster verzoekt om een billijke vergoeding omdat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Volgens de werkneemster bestaat dat ernstig verwijtbare handelen uit tekortkomingen van de werkgever in het re-integratieproces.

Het Burgerlijk Wetboek biedt de rechter de mogelijkheid om ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toe te kennen in die situatie.

Ernstig verwijtbaar handelen wordt niet snel aangenomen. Onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werkgever leveren nog geen ernstig verwijtbaar handelen op, ook niet als het UWV om die reden een loonsanctie heeft opgelegd. Volgens een arrest van de Hoge Raad moet de rechter het criterium ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever met terughoudendheid toepassen. Dit betekent dat de werkgever alleen in uitzonderlijke gevallen een billijke vergoeding verschuldigd is.

Naar de mening van de AG heeft het hof terecht geoordeeld dat de hoge drempel voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever niet is overschreden door de tekortkomingen van de werkgever bij de re-integratie.

 
Onvoldoende re-integratie-inspanningenArbeidsrecht

 

Werkgevers zijn verplicht om het loon van een arbeidsongeschikte werknemer door te betalen. De loondoorbetalingsverplichting duurt in beginsel maximaal 104 weken. Tijdens de arbeidsongeschiktheid zijn werkgever en werknemer verplicht om te werken aan re-integratie van de werknemer in het arbeidsproces. Wanneer te weinig re-integratieactiviteiten zijn verricht, kan het UWV bij wijze van sanctie de loondoorbetalingsplicht verlengen.

Na afloop van de wachttijd van 104 weken heeft een arbeidsongeschikte werkneemster een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. De conclusie van de arbeidsdeskundige was dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Op enig moment waren de re-integratieactiviteiten gestaakt, omdat naar de mening van de bedrijfsarts geen resultaat te verwachten was. Dit heeft geleid tot het opleggen van een loonsanctie. Het daartegen ingediende bezwaar is door het UWV afgewezen.

Na het opleggen van de loonsanctie heeft de werkgever de re-integratie van de werkneemster in het tweede spoor voortgezet. Het verzoek om bekorting van de loonsanctie is afgewezen. Aan de werkneemster is na afloop van de loonsanctie een WIA-uitkering toegekend.

De rechtbank heeft het beroep van de werkgever tegen de uitspraak op bezwaar afgewezen. De rechtbank zag geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV. De verzekeringsartsen van het UWV hebben in hun medische rapporten gemotiveerd toegelicht dat er mogelijkheden waren om de re-integratie voort te zetten, ook al constateerden zij dat het voorstelbaar is dat de werkneemster vanwege de aard van haar gezondheidsklachten moeilijk re-integreerbaar zou zijn. De door de werkgever ingeschakelde bedrijfsarts zag geen mogelijkheden voor re-integratie, maar onderbouwde dat oordeel volgens de rechtbank niet met medische gegevens. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het voor rekening en risico van de werkgever komt als het advies van de bedrijfsarts later onjuist blijkt.

Belangrijk is de opmerking van de rechtbank dat de verplichting van een werkgever om een werknemer te laten re-integreren een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting is. Dat betekent dat een positief resultaat niet op voorhand hoeft vast te staan, maar ook dat het mogelijk niet halen van een positief resultaat geen reden is om af te zien van verdere re-integratiepogingen.

 
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis weer opengesteldSubsidies

 

De minister van Binnenlandse Zaken heeft de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) opnieuw opengesteld voor eigenaar-bewoners. De SEEH regelt een subsidie voor eigenaren-bewoners, verenigingen van eigenaren, wooncoöperaties en woonverenigingen, die minimaal twee grote isolerende maatregelen laten uitvoeren aan hun woning. In verband met het bereiken van het subsidieplafond is de SEEH in 2017 voor eigenaren-bewoners stopgezet. Vanaf 2 september 2019 kunnen eigenaren-bewoners weer subsidie aanvragen. Werkzaamheden, die verricht zijn vanaf 15 augustus 2019, komen in aanmerking voor subsidie. Het budget voor de regeling bedraagt € 84 miljoen voor de periode tot en met 2020. De subsidie kan door een eigenaar-bewoner worden aangevraagd nadat de maatregelen aan de woning zijn getroffen. De subsidie bedraagt ongeveer 20% van de kosten. Subsidiabele maatregelen zijn isolatie van dak, gevel, spouwmuur, ramen of vloer/bodem. Aanvullend kan subsidie worden aangevraagd voor kleinere maatregelen zoals waterzijdig inregelen, een energiedisplay of een maatwerkadvies voor energiebesparing.

 
Aanpassing BPM per 1 juli 2020Autobelastingen

 

De BPM, de belasting van personenauto’s en motorfietsen, wordt geheven aan de hand van de CO2-uitstoot van het betreffende voertuig. Sinds 1 september 2018 moeten nieuwe auto’s in de Europese Unie worden getest met de WLTP-methode. Deze methode vervangt de verouderde NEDC-methode. Voor de berekening van de verschuldigde BPM wordt echter nog steeds uitgegaan van de CO2-uitstoot volgens de NEDC-methode. Uit onderzoek is gebleken dat de CO2-uitstoot van personenauto’s volgens de WLTP-methode gemiddeld hoger is dan volgens de NEDC. Het kabinet heeft toegezegd dat de BPM-opbrengst niet zal stijgen als gevolg van de wijziging van testmethode. De veranderde testmethode maakt auto’s immers niet minder zuinig.

Vanaf 2021 mag de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s niet hoger zijn dan 95 gram per kilometer. Dat is een Europese norm, gebaseerd op de NEDC-methode. Daarom krijgen alle WLTP-geteste auto’s tot en met 2021 ook een CO2-uitstoot conform de NEDC. Dat kan een berekende waarde zijn of een testwaarde.

In de Wet Overige fiscale maatregelen 2017 is geregeld dat de NEDC CO2-uitstoot van WLTP- auto’s gebruikt kan worden voor de heffing van BPM. Dat is een tijdelijke oplossing totdat een op WLTP-testresultaten gebaseerde tarieftabel beschikbaar is. Uit onderzoek van TNO blijkt dat de NEDC CO2-uitstoot van WLTP-auto’s hoger is dan verwacht. Dat zou leiden tot een stijging van de BPM. Het verschil in CO2-uitstoot kan worden verklaard doordat de nieuwe WLTP-auto’s gemiddeld zwaarder zijn en over meer motorvermogen beschikken dan hun NEDC-voorgangers.

Uit de onderzoeksresultaten van TNO maakt het kabinet op dat er voldoende inzicht is in de CO2-uitstoot van WLTP-auto’s om de tarieven van de BPM zodanig vast te stellen dat de gevolgen van de WLTP-omzetting voor de opbrengst van de BPM beperkt zijn. Omdat omzetting per 1 januari 2020 voor de autobranche te vroeg komt, kiest het kabinet ervoor om de nieuwe BPM-tarieftabel op te nemen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2020. De inwerkingtredingsdatum wordt 1 juli 2020. Dit betekent dat tot en met 30 juni 2020 de NEDC CO2-uitstoot de heffingsgrondslag blijft van de BPM.

 
Bedragen kinderopvangtoeslag 2020Toeslagen

 

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een ontwerpbesluit gepubliceerd met geïndexeerde bedragen voor de kinderopvangtoeslag per 2020.

  • De maximum uurprijs voor dagopvang stijgt van € 8,02 naar € 8,17.
  • De maximum uurprijs voor buitenschoolse opvang stijgt van € 6,89 naar € 7,02.
  • De maximum uurprijs voor gastouderopvang gaat omhoog van € 6,15 naar € 6,27.

De kinderopvangtoeslag voor het eerste kind bedraagt voor ouders met de laagste inkomens 96%. Het bijdragepercentage voor het eerste kind daalt met het stijgen van het inkomen tot 33,33%. In 2020 gebeurt dat bij een toetsingsinkomen van € 126.832. In 2019 gebeurt dat bij een inkomen van € 123.920.

 
Beperking duur alimentatieCiviel recht

 

De Eerste Kamer heeft onlangs een wetsvoorstel aangenomen dat de duur van de partneralimentatie beperkt tot de helft van de duur van het huwelijk. Er geldt een maximumduur van vijf jaar. Op deze duur zijn twee uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft langdurige huwelijken. De tweede uitzondering betreft huwelijken met jonge kinderen.

Bij huwelijken, die langer dan 15 jaar hebben geduurd, geldt een maximale duur van de partneralimentatie van tien jaar als de alimentatiegerechtigde maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd. Deze regeling geldt gedurende zeven jaar ook voor alimentatiegerechtigden van 50 jaar en ouder, mits het huwelijk langer dan 15 jaar heeft geduurd.

Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar betrokken bij de echtscheiding dan bedraagt de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.


Wilt u op de hoogte blijven van actueel nieuws? Volg ons op LinkedIn via Remmerswaal en mis geen belangrijk nieuws. Ook interesse voor nieuws van onze loonadviseurs volg dan ons op LinkedIn via RemmerswaalLoon.

 



Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl