Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 11-7-2019 16:30:14
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2019-07-11

Remmerswaal
donderdag, 11 juli 2019
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand juli.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Belastingheffing box 3 in strijd met recht op ongestoord genot van eigendom
NHG en flexibel inkomen
Liquidatieverliesverrekening
Start consultatie vervanging fiscale eenheid vennootschapsbelasting
Wet arbeidsmarkt in balans
Wetsvoorstel vertraging verhoging AOW-leeftijd
Tweede Kamer neemt wetsvoorstel vertraagde verhoging AOW-leeftijd aan
Wetsvoorstel temporisering verhoging AOW-leeftijd aangenomen
 
Belastingheffing box 3 in strijd met recht op ongestoord genot van eigendomInkomstenbelasting

 

De belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting gaat tegenwoordig uit van een gedifferentieerd forfaitair rendement, afhankelijk van de hoogte van het vermogen. Dat rendement wordt belast tegen een tarief van 30%. In eerdere jaren, onder andere in 2013 en 2014, gold een vast forfaitair rendement van 4%. Per saldo bedroeg de belasting in die jaren 1,2% van het vermogen boven de vrijstelling. Vanwege de lage spaarrente zijn over meerdere jaren procedures gevoerd waarin de hoogte van het forfaitaire rendement ter discussie is gesteld. Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens waarborgt het ongestoorde genot van eigendom. In het algemeen vormt belastingheffing een gerechtvaardigde inbreuk op dit recht, maar de belastingheffing moet wel in een redelijke verhouding staan tot de grondslag waarover wordt geheven.

De Hoge Raad heeft onlangs de einduitspraken gedaan in een reeks massaalbezwaarprocedures over de vermogensrendementsheffing in 2014. Het geschil betreft de vraag of de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting op spaarsaldi naar haar aard in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom. Het geschil gaat niet over de vraag of de belastingheffing in box 3 een individuele en buitensporige last vormt.

Hof Arnhem-Leeuwarden was eerder van oordeel dat voor het aannemen van een inbreuk op het recht van eigendom niet voldoende is dat het rendement op spaarsaldi structureel beneden 4% van het geïnvesteerde vermogen ligt. Het hof vond niet aannemelijk dat een gemiddeld rendement van 4% over het totale box 3-vermogen voor particuliere beleggers niet haalbaar zou zijn.

De wetgever heeft bij de vaststelling van het forfaitaire rendement op 4% aansluiting gezocht bij de rendementen die belastingplichtigen, over een langere periode bezien, gemiddeld zonder te veel risico moeten kunnen behalen. Volgens de Hoge Raad is dat in de jaren 2013 en 2014 niet meer het geval. De belastingheffing in box 3 levert op stelselniveau een schending op van het recht op het ongestoord genot van eigendom als het nominaal haalbare rendement lager ligt dan 1,2%. Het is volgens de Hoge Raad niet aan de rechter om in te grijpen in de wettelijke regeling, tenzij een individuele belastingplichtige wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last. Dat punt was hier echter niet aan de orde.

 
NHG en flexibel inkomenInkomstenbelasting

 

De Nationale Hypotheekgarantie (NHG) is een vangnet voor het geval de woningeigenaar zijn hypotheek niet meer kan betalen. Een hypotheek met NHG voldoet aan de normen voor verantwoord lenen van het Nibud. Om voor de NHG in aanmerking te komen mag de koopsom van de woning niet meer bedragen dan € 290.000.

Om het voor starters met een flexibel inkomen makkelijker te maken een hypotheek met NHG af te sluiten start de uitvoerder van de NHG dit najaar een experiment met een aantal kredietverstrekkers. Binnen dat experiment zal gebruik worden gemaakt van de zogeheten Arbeidsmarktscan. Deze scan geeft zicht op de carrièreperspectieven en de verwachte bestendigheid van het inkomen. De Arbeidsmarktscan is beschikbaar voor alle flexwerkers. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schrijft dat in een brief aan de Tweede Kamer. Uiteindelijk is het de bedoeling dat er voor alle mensen met een flexibel inkomen een nieuwe maatstaf komt waarvan ook zzp’ers en freelancers profiteren.

Voor senioren is het gemakkelijker geworden om te verhuizen naar een goedkopere koopwoning. In het verleden voldeden zij voor een nieuwe hypotheek vaak niet aan de inkomensnormen. Na verduidelijkingen door toezichthouder AFM en aanpassing van de NHG-voorwaarden toetsen hypotheekverstrekkers nu in de meeste gevallen op de daadwerkelijke lasten. Daarmee komt de gewenste hypotheek in veel gevallen wel binnen bereik.

 
LiquidatieverliesverrekeningVennootschapsbelasting

 

Door de werking van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting zijn winsten van een dochtermaatschappij niet ook bij de moedermaatschappij belast. Verliezen van de dochtermaatschappij zijn niet verrekenbaar bij de moedermaatschappij. De liquidatieverliesregeling vormt een inbreuk op de deelnemingsvrijstelling. De bij ontbinding van een dochtermaatschappij resterende, niet verrekende verliezen kunnen bij de moedermaatschappij worden verrekend. Een liquidatieverlies wordt niet eerder in aanmerking genomen dan wanneer de vereffening van de dochteronderneming is voltooid. Om voor verrekening van een liquidatieverlies in aanmerking te komen moet de dochter haar onderneming geheel hebben gestaakt of hebben overgedragen aan een ander dan de moedermaatschappij of daarmee verbonden lichaam. Deze voorwaarde staat bekend als de niet-voortzettingseis. Deze eis heeft volgens de wetsgeschiedenis het karakter van een antimisbruikregel. De wetgever heeft daarmee willen voorkomen dat een concern naar believen de verliesverrekeningsmogelijkheden bij een dochtervennootschap kan verruilen voor een liquidatieverlies bij de moedervennootschap.

Omdat de aftrek van een liquidatieverlies niet eerder is toegestaan dan na verbreking van de band met de onderneming van de ontbonden dochtervennootschap, is dat het moment waarop moet worden beoordeeld of aan de niet-voortzettingseis is voldaan. In het geval van voortzetting van de onderneming binnen het concern is de aftrek van het liquidatieverlies overigens niet uitgesloten, maar wordt deze uitgesteld tot het moment waarop de gehele onderneming is gestaakt of door een derde wordt voortgezet.

 
Start consultatie vervanging fiscale eenheid vennootschapsbelastingVennootschapsbelasting

 

De huidige regeling van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting staat op de nominatie om te worden vervangen door een andere groepsregeling. Aanleiding daartoe is jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Deze jurisprudentie heeft al tot meerdere aanpassingen geleid. De staatssecretaris van Financiën heeft een eerste ronde internetconsultatie geopend over de vormgeving van de nieuwe groepsregeling. In deze eerste rond gaat het om een document met vier mogelijke richtingen voor de vervanging van de huidige regeling. Het gaat om de volgende mogelijkheden:

  1. continueren van het huidige regime, waar nodig uitgebreid met nieuwe reparatiemaatregelen;
  2. het afschaffen van de regeling van de fiscale eenheid;
  3. de introductie van een verlies- of winstoverdrachtregeling;
  4. een grensoverschrijdende groepsregeling met objectvrijstelling.

In de fiscale eenheid wordt een groep, bestaande uit een moedermaatschappij en één of meer dochtermaatschappijen, belast alsof er één belastingplichtige is. In de consultatie worden vier mogelijke oplossingsrichtingen geschetst. Geïnteresseerden kunnen tot en met 29 juli reageren op de consultatie. De staatssecretaris wil in het najaar van 2019 een schets van de beoogde groepsregeling naar de Tweede Kamer sturen. Het is de bedoeling om in 2020 een wetsvoorstel voor internetconsultatie te kunnen aanbieden.

 
Wet arbeidsmarkt in balansArbeidsrecht

 

De Eerste Kamer heeft de wet Arbeidsmarkt in balans (Wab) aangenomen. Deze wet verkleint de verschillen in kosten en risico’s tussen vast werk en flexwerk. De wet moet het voor werkgevers aantrekkelijker maken om werknemers sneller een vast contract te geven. Het grootste deel van de maatregelen gaat per 1 januari 2020 in.

WW-premie

De sectorpremie voor de WW vervalt en de sectorfondsen worden afgeschaft met de invoering van de Wab. Voor vaste contracten geldt met ingang van 2020 een lage premie. Voor tijdelijke contracten geldt een hogere premie. Het verschil tussen de hoge en de lage WW-premie bedraagt 5 procentpunten. Op de loonstrook van de werknemer moet worden vermeld of zijn contract vast of tijdelijk is.

Ketenregeling

De ketenregeling houdt in dat maximaal drie elkaar opvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten binnen een zekere periode mogen worden aangegaan zonder dat een vast contract ontstaat. Bij de invoering van de Wet werk en zekerheid is deze periode verkort van drie naar twee jaar. Deze wijziging wordt met de nieuwe wet teruggedraaid.

Cumulatie van ontslaggronden

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bevat een uitputtende lijst van redelijke gronden, die ieder voor zich aanleiding kunnen vormen voor ontslag. Daar wordt een cumulatiegrond aan toegevoegd. Wanneer meerdere individuele ontslaggronden niet volstaan, kan de rechter op basis van een combinatie van twee of meer ontslaggronden toch de arbeidsovereenkomst ontbinden.

Oproepovereenkomst

Er is sprake van een oproepovereenkomst als de omvang van de arbeid niet is vastgelegd in een aantal uren per tijdseenheid en de werknemer geen recht heeft op loon als hij geen arbeid verricht. Bij een oproepovereenkomst moet de werknemer ten minste vier dagen van tevoren worden opgeroepen door de werkgever. Wordt een gedane oproep binnen vier dagen ingetrokken, dan behoudt de oproepkracht recht op loon over de opgeroepen periode. Zodra de oproepovereenkomst een jaar geduurd heeft, moet de werkgever de oproepkracht een aanbod doen voor een contract voor het aantal uur dat hij in dat jaar gemiddeld heeft gewerkt.

Transitievergoeding

Werknemers hebben momenteel recht op een transitievergoeding wanneer zij twee jaar in dienst zijn en de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van de werkgever. Met invoering van de Wab hebben werknemers vanaf de datum van indiensttreding recht op een transitievergoeding. De transitievergoeding bedraagt 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar, ongeacht de duur van het dienstverband.

Payrollwerknemers

Payrollwerknemers hebben per 2020 recht op dezelfde primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden als gewone werknemers die hetzelfde werk doen.

Overig

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een commissie ingesteld, die de gewenste inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst gaat onderzoeken. De commissie komt eind 2019 met haar aanbevelingen.

De minister komt nog voor de zomer met een brief over de uitwerking van nieuwe wetgeving voor zzp’ers. Deze wetgeving moet zorgen voor meer duidelijkheid over de positie van zelfstandigen en schijnzelfstandigheid tegengaan.

 
Wetsvoorstel vertraging verhoging AOW-leeftijdSociale verzekeringen

 

In vervolg op het onlangs gesloten principeakkoord betreffende de pensioenen heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel temporisering verhoging AOW-leeftijd bij de Tweede Kamer ingediend. De voorgenomen verlaging van de AOW-leeftijd heeft in 2020 effect op de eerste groep burgers. Om een redelijke overgangstermijn te bewerkstelligen is de bedoeling dat de wet wordt vastgesteld en gepubliceerd in het Staatsblad voor 1 juli 2019. Dat betekent dat het wetsvoorstel nog voor het zomerreces de goedkeuring moet krijgen van beide Kamers.

Het wetsvoorstel houdt in dat de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 op 66 jaar en 4 maanden blijft staan. In 2022 stijgt de AOW-leeftijd naar 66 jaar en 7 maanden en in 2023 naar 66 jaar en 10 maanden. In 2024 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar. Met ingang van 2025 is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Onderdeel van het principeakkoord is dat de koppeling van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd aan de resterende levensverwachting vanaf 65 jaar niet 1 op 1 is, maar dat voor ieder jaar extra levensverwachting de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd acht maanden stijgen. Die regeling is niet in dit wetsvoorstel opgenomen. In het najaar zal het kabinet de Eerste en Tweede Kamer informeren over de voortgang van de uitwerking van de hoofdlijnen van het SER-advies. Daarna zal het kabinet de vernieuwing van het pensioenstelsel omzetten in wet- en regelgeving. Het gaat dan om aanpassing van de regelgeving voor de AOW, voor het arbeidsvoorwaardelijk pensioen en voor de vrijwillige oudedagsvoorziening.

De vertraagde verhoging van de AOW-leeftijd wordt gefinancierd door het jeugd lage-inkomensvoordeel per 1 januari 2020 te halveren. Per 1 januari 2024 wordt deze regeling afgeschaft. Het hoge tarief van het lage-inkomensvoordeel van maximaal € 2.000 per jaar wordt per 1 januari 2020 verlaagd naar maximaal € 1.000 per jaar.

Het wetsvoorstel is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer.

 
Tweede Kamer neemt wetsvoorstel vertraagde verhoging AOW-leeftijd aanSociale verzekeringen

 

De Tweede Kamer heeft met een grote meerderheid het wetsvoorstel temporisering verhoging van de AOW-leeftijd aangenomen. 128 van de 150 kamerleden hebben voor het wetsvoorstel gestemd. De temporisering van de AOW-leeftijd is onderdeel van het onlangs gesloten pensioenakkoord. Het wetsvoorstel regelt dat de AOW-leeftijd de komende twee jaar niet stijgt en dus 66 jaar en vier maanden blijft. Vervolgens stijgt de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2024.

Moties om de AOW-leeftijd te verlagen naar 65 resp. naar 66 jaar in 2020 hebben het niet gehaald. Het wetsvoorstel gaat nu naar de Eerste Kamer.

 
Wetsvoorstel temporisering verhoging AOW-leeftijd aangenomenSociale verzekeringen

 

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel temporisering verhoging AOW-leeftijd aangenomen. Deze wet regelt dat de AOW-leeftijd de komende jaren minder snel zal stijgen dan aanvankelijk de bedoeling was. In 2024 komt de AOW-leeftijd door deze wet uit op 67 jaar. Met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. De manier waarop dat gebeurt is niet in deze wet opgenomen.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.


Wilt u op de hoogte blijven van actueel nieuws? Volg ons op LinkedIn via Remmerswaal en mis geen belangrijk nieuws. Ook interesse voor nieuws van onze loonadviseurs volg dan ons op LinkedIn via RemmerswaalLoon.

 



Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl