Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 08-09-16 13:40:19
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2016-09-08

Remmerswaal
donderdag, 8 september 2016
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand september.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Huurrecht als ondernemingsvermogen
Beperking aftrek kleding wegens ziekte is niet toegestaan
Gastouder is geen ondernemer
Ingrijpende verbouwing levert nieuw pand op
Toepassing verschillende btw-tarieven op één dienst?
Ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomst
Eigen risico dragen voor WGA?
Betere bescherming erfgenamen tegen schulden
Protocol Belastingdienst vermiste personen
 
Huurrecht als ondernemingsvermogenOndernemingswinst

 

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan die gevolgen heeft voor de ondernemer met een huurwoning. Een huurrecht dat voor de uitoefening van een onderneming wordt gebruikt kan ondernemingsvermogen vormen, want, zo zegt de Hoge Raad, een huurrecht is een vermogensrecht en daarmee een goed. Wanneer dit huurrecht als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt, dan komt de huur ten laste van de winst. Als het om een huurrecht gaat van een woning die ook in privé wordt gebruikt, dan moet voor het privégebruik een bedrag bij de winst worden geteld.

Uitspraak Hoge Raad
De situatie: een ondernemer woont in een huurhuis en gebruikt een ruimte in die woning voor zijn onderneming. Omdat de woning geen eigendom van de ondernemer is, kan de woning zelf niet als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Voor het huurrecht ligt dat duidelijk anders: dit kan wél als ondernemingsvermogen worden gezien omdat voldaan is aan de eis dat het recht voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Concreet betekent dit dat de huur volledig ten laste van de winst kan worden gebracht. Tot slot vindt een correctie van de aftrek plaats door de bijtelling voor het privégebruik.

Aftrekbeperking kosten werkkamer
Wel geldt er een aftrekbeperking voor de kosten van een werkkamer in de woning van de ondernemer. Deze beperking is alleen van toepassing op een woning die niet tot het ondernemingsvermogen behoort. Als het gaat om ondernemingsvermogen maakt de Hoge Raad geen onderscheid tussen een woning en een huurrecht van een woning. Omdat het in dit geval om ondernemingsvermogen gaat, speelt de aftrekbeperking dus geen rol. Deze is al verwerkt in de bijtelling voor het privégebruik van de woning.

 
Beperking aftrek kleding wegens ziekte is niet toegestaanInkomstenbelasting

 

Extra uitgaven als gevolg van ziekte of invaliditeit voor kleding en beddengoed behoren tot de aftrekbare zorgkosten. Er gelden vast aftrekbare bedragen van € 300 of € 750, mits aan de voorwaarden is voldaan.

Het geschil
Een belanghebbende vroeg zich af of de beperking van aftrekbare ruimte vanuit de wet wel is toegestaan. Volgens het hof heeft de wetgever geen bevoegdheid aan de minister gegeven om een maximum voor de aftrekbaarheid van die uitgaven te bepalen. Het moet gaan om extra kosten en die kunnen nu eenmaal hoger zijn dan € 750, werd gesteld. De belanghebbende is in het gelijk gesteld: de gemaximeerde aftrekbedragen worden daarom losgelaten. Uiteraard dient men wel sluitend aan te tonen hoeveel extra kosten er daadwerkelijk zijn gemaakt.

 
Gastouder is geen ondernemerInkomstenbelasting

 

Winst uit onderneming, een bekende term: winst is het totaal aan voordelen dat wordt verkregen uit een onderneming. Daar valt dus ook een zelfstandig uitgeoefend beroep onder. En daarvan is weer sprake als de beroepsoefenaar voldoende zelfstandigheid heeft ten opzichte van zijn opdrachtgevers, regelmatig opdrachten aanneemt en daadwerkelijk ondernemersrisico loopt.

Het concrete voorbeeld
Een gastouder vroeg zich af of de inkomsten die betrokken worden uit het gastouderschap als ondernemingswinst kunnen worden aangemerkt. Voor een juiste beoordeling is beoordeling van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van belang. Deze stelt strikte eisen aan elk bemiddelingsbureau en elke gastouder. Zo is het bemiddelingsbureau verplicht om een pedagogisch beleidsplan en een risico-inventarisatieplan voor de opvang bij de gastouder op te stellen. Het bemiddelingsbureau moet de naleving van de wet en regelgeving door de gastouder controleren en handhaven. Belangrijk punt in de beoordeling is, dat ouders alleen recht hebben op kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang, als de opvang geregeld is door tussenkomst van een geregistreerd bemiddelingsbureau. Het hof oordeelde daarom dat bij de gastouder de voor ondernemerschap vereiste zelfstandigheid ontbreekt, omdat er door de gastouder altijd gewerkt moet worden met een geregistreerd bemiddelingsbureau.

Lang verhaal kort: een gastouder wordt dus niet als ondernemer aangemerkt.

 
Ingrijpende verbouwing levert nieuw pand opOmzetbelasting

Dat er over de aankoop van bestaand onroerend goed overdrachtsbelasting geheven wordt is algemeen bekend. En bij nieuwe panden? Daar rekenen we niet met overdrachts-, maar met omzetbelasting.

De casus: overdrachtsbelasting of BTW?
Een winkelpand werd grondig verbouwd: het hele pand werd gesloopt, op de voorgevel na. De dragende constructie en de fundering werden compleet vervangen door een nieuwe constructie en dito fundering. Daaropvolgend werd het pand herbouwd, vergroot en anders ingedeeld, waarbij het aanzicht en de functie van het pand volledig in tact bleven. Toen het pand uiteindelijk werd opgeleverd, waren de sloopwerkzaamheden afgerond en was de verbouwing van start gegaan. Toen rees de vraag: wat moet er betaald worden? Overdrachtsbelasting die kostprijsverhogend werkt? Of toch omzetbelasting, die verrekenbaar is? Een belangrijke kwestie voor de eigenaar. Het hof was helder in zijn conclusie: omdat door de verbouwing een nieuw gebouw was ontstaan, mocht geen overdrachtsbelasting worden geheven.

 
Toepassing verschillende btw-tarieven op één dienst?Omzetbelasting

 

De Hoge Raad heeft om uitleg van een rechtsregel gevraagd aan het Hof van Justitie EU over de toepassing van verschillende omzetbelastingtarieven. Deze vraag ontstond als gevolg van de berekening van het hoge tarief voor een combinatie van een museumbezoek én rondleiding door de Amsterdam Arena. En dit terwijl voor museumbezoek afzonderlijk het lage tarief geldt.

De Hoge Raad vraagt zich af of de vaststelling dat de rondleiding door het stadion en het bezoek aan het museum moeten worden beschouwd als één dienst, betekent dat op die dienst één btw-tarief van toepassing is. Al in de eerste procedure voor de Hoge Raad is vastgesteld dat de combinatie van bezoek en rondleiding één onsplitsbare dienst is. In hoger beroep volgde er een tweede en een derde procedure. In deze laatste procedure werd opnieuw vastgesteld dat het niet mogelijk is om het láge tarief toe te passen op het museumbezoek en het hóge tarief op de rondleiding. Waarom niet? Wel, de rondleiding door het stadion is onder begeleiding van een gids. Na afloop van de rondleiding kan zonder gids het Ajaxmuseum worden bezocht, maar het museum kan niet los van een rondleiding door het stadion bekeken worden. En omdat het museumbezoek ondergeschikt is aan de bezichtiging van het stadion geldt het hoge tarief.

Behandeling samenstel van prestaties voor de omzetbelasting
Vanuit de historie zijn er diverse arresten waaruit blijkt hoe een samenstel van prestaties voor de omzetbelasting moet worden behandeld. Vanuit de consument moet worden beoordeeld of het in een situatie gaat om meerdere te onderscheiden hoofddiensten of juist om één enkele dienst, die vervolgens weer bestaat uit één hoofddienst met bijkomende diensten. Het antwoord hierop hangt veelal af van de feitelijke omstandigheden en de beoordeling daarvan door de rechter. De Hoge Raad vraagt zich nu af of het inderdaad zo is dat als de rondleiding door het stadion en het bezoek aan het museum als één dienst moeten worden beschouwd, daardoor één btw-tarief geldt. Het Hof van Justitie EU zal hier binnenkort antwoord op geven.

 
Ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomstArbeidsrecht

Een arbeidsovereenkomst kan één of meerdere ontbindende voorwaarden bevatten. In beginsel eindigt de overeenkomst wanneer de ontbindende voorwaarde is vervuld. Maar het komt ook voor dat die ontbindende voorwaarde niet past binnen het gesloten stelsel van het ontslagrecht. Onderstaand praktijkvoorbeeld maakt het duidelijk.

Let op: er is één ding van wezenlijk belang bij de beoordeling of een voorwaarde al dan niet binnen het ontslagrecht past. En dat is of de betrokken werkgever direct invloed uit kan oefenen op de vervulling van die ontbindende voorwaarde.

Het praktijkvoorbeeld
Een werkneemster treedt op 11 april 2016 in dienst, haar arbeidsovereenkomst wordt op 20 april van datzelfde jaar aan haar verstuurd. Daarin staat dat ze een verklaring omtrent goed gedrag moet overhandigen aan haar nieuwe werkgever. Dit moet uiterlijk op de dag vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst geregeld zijn. Wanneer ze deze verklaring niet overdraagt, dan gaat de overeenkomst niet in of wordt (als deze al gestart is) direct beëindigd. De werkneemster levert geen verklaring aan en de werkgever laat het er bij zitten. Vervolgens doet de werkgever op 24 mei een beroep op de ontbindende voorwaarde in het contract. Hij stelt dat de verklaring van goed gedrag ontbreekt en dat hij daarom de arbeidsovereenkomst wil beëindigen.

Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter was helder in zijn oordeel: de vervulling van de ontbindende voorwaarde was onvoldoende objectief bepaalbaar, want in de ogen van de werkgever heeft de arbeidsovereenkomst uiteindelijk toch voor een periode van zes weken bestaan. De kantonrechter begreep niet dat de werkgever de werkneemster niet de mogelijkheid had geboden om binnen een redelijke termijn alsnog voor de verklaring te zorgen. De ontbindende voorwaarde werd ongeldig verklaard, omdat het al dan niet vervullen ervan mede afhing van het subjectieve oordeel van de werkgever. Overigens had de werkneemster de arbeidsovereenkomst nooit ondertekend. En een contractuele bepaling zoals een ontbindende voorwaarde moet uitdrukkelijk schriftelijk overeengekomen zijn, aldus de kantonrechter.

 
Eigen risico dragen voor WGA?Sociale verzekeringen

 

Werkgevers kunnen het risico van langdurige arbeidsongeschiktheid van hun personeel publiek of privaat verzekeren. De keuze voor privaat verzekeren, het zogenaamde eigenrisicodragerschap, geldt tot en met 2016 alleen voor het vaste personeel. Daar komt per 1 januari 2017 verandering in. Vanaf die datum betreft de keuze voor publieke verzekering of het dragen van het eigen risico de totale WGA-lasten, dus zowel de lasten van vast als van tijdelijk personeel.

Publieke verzekering
De publieke verzekering wordt uitgevoerd door het UWV. De premie wordt betaald aan de Belastingdienst. De publieke verzekering kent vanaf 1 januari 2017 één premie voor de totale WGA, dus voor WGA-vast en WGA-flex samen. De samenvoeging van de premies voor de WGA heeft geen gevolgen voor de totale opbrengst van de publieke verzekering.

Kleine werkgevers (loonsom tot € 319.000)
Voor kleine werkgevers heeft de samenvoeging geen invloed op de hoogte van de WGA-premie. Kleine werkgevers betalen een sectorpremie voor vast en voor flexibel personeel. Ook na de samenvoeging betalen ze een sectorpremie, maar dan voor het totaal. De sectorpremie is afhankelijk van de Ziektewet- en WGA-uitkeringen in de sector van de werkgever.

Middelgrote werkgevers (loonsom van € 319.000 tot € 3.190.000)
De gedifferentieerde premie is een mix van de sectorpremie en de individuele werkgeverspremie.

Grote werkgevers (loonsom vanaf € 3.190.000)
De gedifferentieerde premie is afhankelijk van de Ziektewet- of WGA-uitkeringen, die het UWV voor de werkgever heeft betaald.
Voor middelgrote en grote werkgevers kan de premie wel veranderen. Vanaf 1 januari 2017 betalen zij één gedifferentieerde premie, die gebaseerd is op hun gezamenlijke WGA-risico. De huidige gedifferentieerde premiecomponenten zijn beide gemaximeerd op vier maal de gemiddelde premie. De minimumpremie bedraagt een kwart van de gemiddelde premie. De minimum- en maximumpremie voor de samengevoegde lasten worden op dezelfde manier vastgesteld. Door de samenvoeging kan de premie voor individuele werkgevers hoger of lager uitvallen.

Eigen risico dragen
De werkgever die het arbeidsongeschiktheidsrisico van zijn personeel zelf wil dragen, heeft een garantieverklaring nodig van een bank of een verzekeringsmaatschappij. Veel werkgevers brengen het risico onder bij een verzekeringsmaatschappij (private verzekering) maar verplicht is dit niet. Bij de keuze voor eigen risico dragen respectievelijk voor private verzekering staan twee mogelijkheden open voor de werkgever:
- het totale WGA-risico;
- alleen het Ziektewetrisico.

Het voordeel van eigen risico dragen voor de werkgever is dat hij op die manier de regie heeft en houdt over het gehele verzuim- en re-integratieproces van zijn personeel. Het Ziektewetrisico is standaard verzekerd via het UWV. De werkgever, die eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, betaalt de Ziektewetuitkering van medewerkers die ziek uit dienst zijn getreden. Tijdens de ziektewetperiode is de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratie van de ziek uit dienst getreden medewerkers. Het Ziektewetrisico geldt voor de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid.

Let op: het risico van loondoorbetaling bij ziekte van medewerkers die nog in dienst zijn ligt gedurende de eerste 104 weken bij de werkgever. Dit risico kan door middel van een verzuimverzekering aan een verzekeringsmaatschappij worden uitbesteed.

De werkgever, die eigenrisicodrager is voor de Ziektewet en de WGA, is tot maximaal 12 jaar vanaf de eerste ziektedag verantwoordelijk voor de betaling van de verplichte uitkering bij arbeidsongeschiktheid en voor de re-integratie van de zieke werknemer. Deze verantwoordelijkheid biedt ook kansen, omdat de werkgever meer belang heeft bij het terugdringen van verzuim en verzuimkosten dan het UWV.

Eigenrisicodrager worden
Werkgevers, die eigenrisicodrager willen worden, moeten zich ten minste drie maanden voor de ingangsdatum bij de Belastingdienst aanmelden. Daarbij moeten zij een schriftelijke garantie aan de Belastingdienst overleggen. Die garantie houdt in dat een bank of een verzekeraar garant staat voor de nakoming van de financiële verplichtingen van de werkgever. Vanaf 1 januari 2017 moet de garantieverklaring worden afgegeven door één garantsteller, die het gehele WGA-risico van de werkgever, dus zowel WGA-vast als WGA-flex, dekt. De termijn voor het indienen van de aanvraag voor het eigenrisicodragerschap verandert niet. Werkgevers, die per 1 januari 2017 eigenrisicodrager willen worden, moeten uiterlijk op 1 oktober 2016 de aanvraag inclusief de garantie hebben ingediend.

Tip: wie overweegt om eigenrisicodrager te worden doet er goed aan offertes op te vragen bij verzekeraars om een vergelijking te kunnen maken met de kosten van publieke verzekering.

Verlengde termijn bestaande eigenrisicodragers
Voor werkgevers, die in 2016 al eigenrisicodrager zijn, zal de garantieverklaring aangepast moeten worden omdat deze nu alleen betrekking heeft op de WGA-vast. Deze groep hoeft de aangepaste garantie niet uiterlijk op 1 oktober 2016 te hebben ingediend.

Terugkeer naar publieke verzekering
Een werkgever die na een periode van eigenrisicodragerschap besluit zich weer publiek te verzekeren, doet dat voor ten minste drie jaar. Pas na een termijn van drie jaar na de beëindiging van het eigenrisicodragerschap van een werkgever kan de werkgever weer eigenrisicodrager worden. Met ingang van 2017 geldt bij terugkeer niet meer gedurende vier jaar automatisch de minimumpremie. In plaats daarvan wordt de premie voor teruggekeerde (middel)grote werkgevers gebaseerd op de historische WGA-lasten. Het gaat dan om de WGA-lasten die zijn ontstaan tijdens de publieke verzekering en tijdens het eigenrisicodragerschap.

 
Betere bescherming erfgenamen tegen schuldenSuccessiewet

 

Sinds 1 september 2016 zijn erfgenamen beter beschermd tegen onverwachte schulden, doordat er een wijziging in het erfrecht is doorgevoerd. Hierdoor hebben erfgenamen, die na het aanvaarden van de erfenis worden geconfronteerd met een onverwachte schuld van de overledene, drie maanden de tijd om de nalatenschap alsnog beneficiair, in plaats van zuiver te aanvaarden. Wanneer de erfgenamen hiervoor kiezen, dan zijn zij niet verplicht om de eventuele schulden in de nalatenschap uit eigen middelen aan te zuiveren. Voor erfgenamen, die een nalatenschap al zuiver hebben aanvaard en na 1 september 2016 met een onvoorziene schuld geconfronteerd worden, geldt deze regeling ook.

Verduidelijking wet zuivere aanvaarding
Mooi gevolg is dat de wet nu duidelijker omschrijft wanneer er sprake is van zuivere aanvaarding. Zo is, in tegenstelling tot eerdere regelgeving, het goed beheren van een nalatenschap geen gedraging meer waardoor de erfgenaam geacht wordt zuiver aanvaard te hebben. Ter illustratie: het verkopen van beperkt houdbare goederen uit de nalatenschap valt onder goed beheer. Dat geldt ook voor andere handelingen die gedaan worden in het belang van de nalatenschap: zij leiden niet tot zuivere aanvaarding. Voorwaarde is overigens wel dat verkoopopbrengsten beschikbaar blijven voor de eventuele schuldeisers van de erflater. En dan spreekt dit voor zich: gedragingen die leiden tot benadeling van de schuldeisers leiden wél tot zuivere aanvaarding. Tot slot: deze aanpassing geldt ook voor erfgenamen die op 1 september nog geen keuze hebben gemaakt in de manier waarop ze een voor hen beschikbare nalatenschap willen aanvaarden.

 
Protocol Belastingdienst vermiste personenFormeel recht

 

De Belastingdienst heeft in overleg met Slachtofferhulp Nederland een protocol opgesteld voor het onderhouden van contact met achterblijvers van vermiste personen. Vermiste personen hebben wettelijk de status van levend persoon. Dat betekent allerlei verplichtingen gewoon doorlopen, terwijl achterblijvers in de praktijk deze zaken van de vermiste persoon niet kunnen regelen.

Uitgangspunt voor de Belastingdienst bij dit protocol is, dat zij binnen het kader van wet- en regelgeving blijft. Binnen dat kader kunnen afspraken met achterblijvers worden gemaakt om activiteiten tijdelijk te blokkeren of op te schorten. Deze afspraken kunnen zowel over de aanslagregeling als over controle- of invorderingshandelingen gaan. Het protocol is in de Staatscourant geplaatst en met terugwerkende kracht tot 1 juli 2016 in werking getreden.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.

Twitter:
Wilt u op de hoogte blijven van actueel fiscaal nieuws? Volg ons op Twitter via @RemmerswaalInfo en mis geen belangrijk nieuws. Ook interesse voor nieuws van onze loonadviseurs volg dan ons op Twitter via @RemmerswaalLoon. Maar u kunt ons natuurlijk ook volgen via Facebook en Google+.

 



Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl