Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 18-09-15 17:28:15
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2015-09-18

Remmerswaal
vrijdag, 18 september 2015
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand september.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u nartuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Belastingplan 2016
Tarieven IB en LB
Heffingskortingen
Herziening box 3
Emigratie aanmerkelijkbelanghouder
Eigen woning
Wet tegemoetkomingen loondomein
Gebruikelijkheidscriterium werkkostenregeling
Vpb-plicht overheidsondernemingen
Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning
Kinderopvangtoeslag 2016 hoger
 
Belastingplan 2016Algemeen

 

Het Belastingplan 2016 bestaat zoals te doen gebruikelijk uit meerdere wetsvoorstellen. Het eigenlijke wetsvoorstel Belastingplan 2016 bevat maatregelen die per 1 januari 2016 budgettair effect hebben en maatregelen die de uitvoering door de Belastingdienst moeten vereenvoudigen. Daarnaast is in het wetsvoorstel Belastingplan 2016 een herziening van box 3 opgenomen. De herziening van box 3 gaat overigens pas in in 2017.

De overige wetsvoorstellen zijn het wetsvoorstel Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015, het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2016, het wetsvoorstel Wet tegemoetkomingen loondomein en het wetsvoorstel Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds. Dit wetsvoorstel regelt de vrijstelling van bepaalde uitkeringen aan Joodse slachtoffers van vervolging ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De implementatie van een Europese richtlijn, in dit geval de moeder-dochterrichtlijn, gebeurt altijd in de vorm van een afzonderlijk wetsvoorstel. Het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen omvat maatregelen in het kader van noodzakelijk onderhoud van bestaande wetgeving en maatregelen van technische aard zonder budgettaire gevolgen. De Wet tegemoetkoming loondomein is een kaderwet voor tegemoetkomingen in het loondomein. Zo worden de huidige premiekortingen grotendeels vervangen door andere tegemoetkomingen. In deze wet worden het lage-inkomensvoordeel en de loonkostenvoordelen voor specifieke groepen opgenomen.

Het Belastingplan 2016 bevat de volgende maatregelen op het terrein van het inkomensbeleid:

  1. verlaging van het tarief in de tweede en derde schijf;
  2. verlengen van de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting;
  3. snellere en volledige afbouw van de algemene heffingskorting;
  4. verhoging van de arbeidskorting in combinatie met een eerder begin van de afbouw;
  5. verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en
  6. verhoging van de ouderenkorting.

 
Tarieven IB en LBMiljoenennota

Het tarief van de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting gaat van 42% in 2015 omlaag naar 40,15% in 2016. De tariefschijven worden geïndexeerd. Daarna wordt de derde schijf verlengd met € 8.548. Dat betekent dat de vierde schijf van de inkomstenbelasting in 2016 begint bij € 66.421. In 2015 begint de vierde schijf bij € 57.585. Het Belastingplan 2014 omvatte een verhoging van het tarief in de eerste schijf per 1 januari 2016 met 0,06%-punt. Dit wetsvoorstel bevat een verlaging van het tarief in de eerste schijf met 0,01%-punt. Daardoor komt het tarief per 1 januari 2016 uit op 36,55%.

 
HeffingskortingenMiljoenennota

 

Algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting bedraagt in 2016 maximaal € 2.230. Zodra het inkomen hoger is dan de eerste tariefschijf daalt de algemene heffingskorting. Met ingang van 2016 daalt de algemene heffingskorting vanaf een inkomen van € 19.922 met 4,796%. Vanaf een inkomen van € 66.419 bedraagt de algemene heffingskorting nihil. In 2015 bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 2.203. De afbouw bedraagt in 2015 2,32%. Vanaf een inkomen van € 19.822 daalt de algemene heffingskorting, maar niet verder dan tot € 1.342.

Arbeidskorting
Het Belastingplan 2014 regelt een verhoging van de maximale arbeidskorting per 2016 met € 233 en een volledige afbouw voor hogere inkomens. Het Belastingplan 2015 verlaagt het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting per 2016 met € 500. Het Belastingplan 2016 regelt een verhoging van het maximumbedrag van de arbeidskorting na indexering met € 638. Het startpunt van de afbouw met 4% van het arbeidsinkomen wordt met € 638/4% = € 15.950 verlaagd. Met name mensen met arbeidsinkomens tussen circa € 9.000 en circa € 50.000 profiteren van de aanpassingen in de arbeidskorting. Hogere arbeidsinkomens profiteren van de verhoging van de arbeidskorting zoals bepaald in het Belastingplan 2014.

Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Het maximumbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt na indexatie verhoogd met € 606. In 2016 bedraagt de inkomensafhankelijke combinatiekorting vanaf een arbeidsinkomen van € 4.881 €1.039. Dit bedrag wordt vermeerderd met 6,159% (in 2015: 4%) van het arbeidsinkomen boven € 4.881. De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt maximaal € 2.769 bij een arbeidsinkomen van € 32.970. In 2015 is de korting maximaal € 2.152 bij een arbeidsinkomen van € 32.832.

Ouderenkorting
De ouderenkorting wordt met € 222 verhoogd tot € 1.187 voor inkomens tot circa € 35.000. Het Belastingplan 2015 regelt een verlaging van de ouderenkorting met € 83 in 2016. De uiteindelijke verhoging bedraagt daardoor € 139. In 2015 bedraagt de ouderenkorting € 1.042.

 
Herziening box 3Miljoenennota

Het kabinet wil de regeling van belastingheffing in box 3 aanpassen per 1 januari 2017. De systematiek van heffing over een verondersteld behaald rendement verandert niet. Het veronderstelde rendement wordt in 2017 echter aangepast aan de hoogte van het vermogen in box 3. Tot 2017 geldt voor het totale box 3-vermogen het forfaitaire rendement van 4%. Vanaf 2017 zijn er drie vermogensklassen. De eerste klasse loopt tot € 100.000 en kent een forfaitair rendement van 2,9%. De tweede klasse loopt van € 100.000 tot € 1 miljoen en kent een forfaitair rendement van 4,7%. De derde klasse loopt vanaf € 1 miljoen en kent een forfaitair rendement van 5,5%. Het tarief blijft 30%. Het heffingvrije vermogen gaat met ingang van 2017 naar € 25.000. In 2015 bedraagt het heffingvrije vermogen € 21.330. De gedachte achter de herziening van de regeling in box 3 is een verdeling van het vermogen van elke belastingplichtige over schijven met ieder een eigen vermogensmix. De vermogensmix is gebaseerd op gegevens uit de belastingaangiften over 2012. De vermogensmix zal voor het eerst na drie jaar en vervolgens om de vijf jaar worden geëvalueerd.

 
Emigratie aanmerkelijkbelanghouderMiljoenennota

 

Op de waardeaangroei van aandelen die een aanmerkelijk belang vormen rust een belastingclaim. Die claim komt ondermeer tot uitdrukking bij verkoop van de aandelen. Emigratie van een aanmerkelijkbelanghouder is een belastbaar feit. Omdat er niets wordt gerealiseerd bij emigratie wordt een conserverende aanslag opgelegd. Die aanslag dient om de claim van de Nederlandse staat op de aangroei van de aandelen te behouden. Er wordt uitstel van betaling verleend. Dat uitstel geldt tot het moment waarop de aanmerkelijkbelanghouder iets doet met de aandelen wat in Nederland tot belastingheffing zou leiden. Na tien jaar wordt de conserverende aanslag kwijtgescholden. De aanmerkelijkbelanghouder die na emigratie dus ten minste 10 jaar wacht met verkopen van zijn aandelen kan dit doen zonder Nederlandse belasting te hoeven betalen.

Vaak wordt bij emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder ook de werkelijke leiding van de BV verplaatst. Bij emigratie naar een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten zonder een aanmerkelijkbelangvoorbehoud voor dividenden kan Nederland het nationale heffingsrecht over dividenden niet of niet volledig uitoefenen. Wanneer het emigratieland de voordelen uit aanmerkelijk belang niet of beperkt belast, is sprake van een emigratielek. Een winstuitdeling van minder dan 90% van de winstreserves leidt niet tot inning van de conserverende belastingaanslag. Om de Nederlandse fiscale claim te behouden en om fiscaal gedreven emigratie te voorkomen, worden enkele maatregelen voorgesteld.

  1. Winstuitdelingen na emigratie leiden in alle gevallen tot belastingheffing of tot intrekking van het verleende uitstel van betaling. Door te kiezen voor het intrekken van het uitstel van betaling voor de bij emigratie opgelegde aanslag wordt voorkomen dat Nederland zich een heffingsrecht toe-eigent dat op grond van een verdrag niet aan Nederland toekomt. Op basis van het nationale recht is over winstuitdelingen na emigratie belasting verschuldigd. Het nationale heffingsrecht over winstuitdelingen kan Nederland alleen volledig effectueren als in het geldende belastingverdrag een aanmerkelijkbelangvoorbehoud voor dividenden is opgenomen. Voor zover over de winstuitdeling in het buitenland belasting is verschuldigd wordt het uitstel niet ingetrokken.
  2. De conserverende belastingaanslag wordt niet meer als gevolg van tijdsverloop na tien jaar kwijtgescholden.

Door deze maatregelen kan Nederland de conserverende belastingaanslag ook bij een winstuitdeling van minder dan 90% innen. Om anticipatiegedrag te voorkomen worden deze maatregelen met terugwerkende kracht tot en met 15 september 2015 om 15.15 uur ingevoerd.

 
Eigen woningMiljoenennota

 

In de eigenwoningregeling wijzigen de volgende zaken:

Vereenvoudiging informatieplicht eigenwoningschuld
Banken en andere financiële instellingen zijn verplicht informatie over de eigenwoningschuld aan de Belastingdienst te verstrekken. Wie zijn eigenwoningschuld gefinancierd heeft bij een andere instelling heeft te maken met een informatieplicht. Voor deze informatieplicht heeft de Belastingdienst een modelformulier opgesteld. Vanaf het belastingjaar 2016 moet de informatie niet meer via dit formulier maar in de aangifte worden aangeleverd. Om voor renteaftrek in aanmerking te komen moeten vragen in de aangifte worden beantwoord. Met het doen van aangifte wordt automatisch voldaan aan de informatieplicht.

Verzachten sanctie bij aflossingsachterstand
Sinds 1 januari 2013 geldt voor nieuwe eigenwoningschuld een aflossingsverplichting. Alleen als daaraan wordt voldaan heeft de eigenwoningbezitter recht op aftrek van de betaalde rente. In bepaalde gevallen mag tijdelijk worden afgeweken van de verplichte aflossing. Wordt de aflossingsachterstand niet op tijd ingehaald, dan gaat de schuld permanent over naar box 3 en is er geen recht meer op renteaftrek. Een eventuele nieuwe schuld geldt tot het niveau van de schuld die is overgegaan naar box 3 niet als eigenwoningschuld. Deze sanctie wordt verzacht. De schuld gaat bij een aflossingsachterstand nog steeds naar box 3, maar deze overgang hoeft niet permanent te zijn. Dat betekent dat in beginsel slechts tijdelijk geen recht bestaat op renteaftrek. De schuld kan weer tot de eigenwoningschuld gerekend worden als weer aan de eisen wordt voldaan. Deze bepaling wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 ingevoerd.

 
Wet tegemoetkomingen loondomeinMiljoenennota

 

De premiekortingen moeten het aantrekkelijker maken om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. De premiekortingen worden vervangen door het wetsvoorstel Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De huidige premiekortingen worden omgezet in loonkostenvoordelen. Daarnaast wordt het lage-inkomensvoordeel ingevoerd. Dat is een loonkostenvoordeel voor werkgevers die werknemers met een relatief laag loon in dienst hebben.
Beide tegemoetkomingen worden uitgedrukt in een vast bedrag per verloond uur. De tegemoetkomingen kennen een jaarmaximum. Het UWV berekent jaarlijks de hoogte van de tegemoetkomingen aan de hand van gegevens in de polisadministratie. Samenloop tussen de verschillende tegemoetkomingen is uitgesloten. Het recht op tegemoetkomingen kan niet hoger zijn dan het bedrag van de hoogste tegemoetkoming voor de betreffende werknemer. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal worden geregeld bij koninklijk besluit. Het is de bedoeling dat het lage-inkomensvoordeel in werking zal treden op 1 januari 2017. De loonkostenvoordelen volgen dan op 1 januari 2018. Dat zou betekenen dat in 2017 de huidige premiekortingen nog van toepassing zijn.

Lage-inkomensvoordeel
De maximale hoogte van het lage-inkomensvoordeel is € 2.000 per jaar bij een jaarloon van 100 tot 110% van het wettelijk minimumloon en € 1.000 per jaar bij een jaarloon van 110% tot 120% van het wettelijk minimumloon. Het lage-inkomensvoordeel wordt alleen toegekend bij banen voor ten minste 24 uur per week. Er geldt geen leeftijdsondergrens maar wel een bovengrens. Dat is de AOW-leeftijd omdat voor AOW-gerechtigde werknemers geen premies voor de werknemersverzekeringen betaald hoeven te worden.

Loonkostenvoordeel
Het loonkostenvoordeel voor een oudere werknemer of voor een arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt op jaarbasis maximaal € 6.000. Voor de doelgroep banenafspraak wordt het maximum € 2.000 per jaar. Deze bedragen worden omgerekend in een vast bedrag per verloond uur. Dat komt neer op de volgende bedragen:

  • loonkostenvoordeel oudere werknemer: € 3,05;
  • loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer: € 3,05;
  • loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak: € 1,01.

Er bestaat geen recht op het loonkostenvoordeel wanneer na beëindiging van een dienstbetrekking binnen zes maanden een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer tot stand komt.

Premievrijstelling marginale arbeid
De bestaande premievrijstelling marginale arbeid geldt voor werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen voor maximaal 6 weken. Zij hoeven voor deze werknemers geen premies werknemersverzekeringen af te dragen. Deze regeling wordt afgeschaft.

 
Gebruikelijkheidscriterium werkkostenregelingMiljoenennota

De werkgever kan vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel aanwijzen mits deze niet in belangrijke mate afwijken van wat gebruikelijk is. Dit gebruikelijkheidscriterium wordt verduidelijkt. De omvang van de als eindheffingsbestanddeel aangewezen vergoedingen en verstrekkingen mag niet in belangrijke mate groter zijn dan gebruikelijk is. Als een vergoeding of verstrekking op zichzelf al ongebruikelijk is, zal het ook ongebruikelijk zijn dat deze wordt aangewezen als eindheffingsbestanddeel.
Om te kunnen beoordelen of iets gebruikelijk is, kan ten eerste een vergelijking worden gemaakt met de andere werknemers van de werkgever. Als een werkgever vrijwel de volledige vrije ruimte gebruikt voor een paar werknemers is dat ongebruikelijk. Ten tweede kan een werknemer worden vergeleken met andere werknemers in dezelfde functiecategorie. Bij verschillen zal de werkgever daar een verklaring voor moeten kunnen geven. Vervolgens kan een vergelijking met andere werkgevers in dezelfde sector worden gemaakt. Als vergelijken met een andere werkgever niet mogelijk is wordt de aanwijzing naar redelijkheid beoordeeld.

 
Vpb-plicht overheidsondernemingenMiljoenennota

 Per 1 januari 2016 worden door de overheid gedreven ondernemingen in beginsel belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Tijdens de parlementaire behandeling is toegezegd dat de wet op enkele punten zal worden aangevuld of verduidelijkt. Het betreft twee inhoudelijke wijzigingen. De eerste wijziging is bedoeld om te voorkomen dat ondernemingswinsten door publiekrechtelijke rechtspersonen onbelast kunnen worden genoten door de onderneming onder te brengen in een commanditaire vennootschap. De tweede wijziging maakt het gemeenten, provincies, waterschappen en ministeries mogelijk om fiscaal geruisloos te fuseren, te splitsen of taken te herschikken.

 
Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woningMiljoenennota

Eenmalig geldt een verhoogde vrijstelling voor schenkingen die ouders doen aan kinderen tussen 18 en 40 jaar in verband met de eigen woning. De schenking moet worden gedaan in verband met de aankoop of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming of voor de aflossing van de eigenwoningschuld of een restschuld van een voormalige eigen woning van het kind. De vrijstelling bedraagt in 2015 € 52.752. De vrijstelling wordt met ingang van 2017 verhoogd tot € 100.000. Tegelijkertijd vervalt de beperking dat de schenking moet zijn gedaan door een ouder aan een kind. De beperking in de leeftijd van de begunstigde blijft bestaan.

 
Kinderopvangtoeslag 2016 hogerToeslagen

 

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer invulling gegeven aan de toezegging van het kabinet om de kinderopvangtoeslag te verhogen. Het kabinet trekt daar € 290 miljoen voor uit. Met ingang van 1 januari 2016 gaan alle vergoedingspercentages, dus zowel in de tabel voor het eerste kind als in de tabel voor het tweede kind, omhoog met 5,8 procentpunten. De toeslag kent maximale percentages van 93% voor het eerste kind en 94% voor het tweede kind. Door de toeslag niet tot 100% op te laten lopen wordt het uitgangspunt van de kinderopvangtoeslag dat ouders altijd een bijdrage betalen in stand gehouden.

Als bijlage bij de brief is een conceptbesluit tot wijziging van het besluit kinderopvang gevoegd. Volgens dat concept gelden in 2016 de volgende maximum uurprijzen:

  • voor dagopvang € 6,89;
  • voor buitenschoolse opvang € 6,42; en
  • voor gastouderopvang € 5,52.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.


Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl