Van: "Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <info@remmerswaal.nl>
Aan: "Jan Scherpenisse - Remmerswaal Accountants & Adviseurs" <scherpenisse@remmerswaal.nl>
Datum: 13-08-15 12:11:33
Onderwerp: Nieuwsbrief Remmerswaal Accountants & Adviseurs - 2015-08-13

Remmerswaal
donderdag, 13 augustus 2015
Geachte relatie,

Met deze mail ontvangt u een nieuwe uitgave van onze digitale nieuwsbrief, de editie van de maand augustus.

Wij willen u hiermee informeren over mogelijk voor u van belang zijnde actualiteiten en ontwikkelingen. Mocht u meer informatie over een of meerdere onderwerpen willen ontvangen en/of een vraag over een specifiek artikel hebben, dan kunt u nartuurlijk altijd contact opnemen met uw Remmerswaal-adviseur. U kunt nog meer nieuwsitems vinden op onze site www.remmerswaal.nl. Daar treft u ook algemene informatie over onze organisatie aan.

Wij wensen u veel leesplezier.

Deze nieuwsbrief bevat de volgende items:


Tweede Kamer akkoord met vervanging VAR
Wat kunt u vergoeden bij thuiswerken?
Bijtelling
Kilometers tijdens wachtdienst zijn onder voorwaarden zakelijk
Bezoek aan fabriek tijdens vakantie deels zakelijk
Waardering landbouwgrond
Geen MIA door gebruik niet gecertificeerd hout
Urencriterium voor de ondernemer
Bezwaar tegen box 3-heffing niet meer nodig
Rentemiddeling beperkt uw hypotheekrenteaftrek
Vrijstelling btw sportorganisaties
Uw pand met btw verhuren? Vraag huurder om een verklaring
Uitwerking alternatieven pensioen in eigen beheer
Bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden
Voorkom aansprakelijkheid! Meld betalingsproblemen
Kabinetsplannen autobelastingen 2017-2020 in Autobrief II
BPM en bestelauto van de ondernemer
 
Tweede Kamer akkoord met vervanging VARLoonbelasting

 

De Tweede Kamer is op donderdag 2 juli 2015 akkoord gegaan met het plan om de huidige Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) te vervangen door een systeem van modelovereenkomsten. Als ook de Eerste Kamer het plan straks goedkeurt, komt er een einde aan de VAR en kan er vanaf 1 januari 2016 worden gewerkt met modelovereenkomsten.

Modelovereenkomst
In plaats van de VAR kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers (zoals zzp'ers) straks werken met een door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomst. Daarvoor komt een ruime keuze aan modelovereenkomsten. U kunt ook zelf een overeenkomst voorleggen aan de Belastingdienst.

Mits er straks daadwerkelijk wordt gewerkt volgens een modelovereenkomst hebben opdrachtgever en opdrachtnemer straks beiden de zekerheid dat geen sprake is van een dienstbetrekking en er geen loonheffingen hoeven te worden afgedragen en voldaan.

Let op!
Opdrachtgever en opdrachtnemer zijn beiden volledig verantwoordelijk voor alle onderdelen van de modelovereenkomst waarmee wordt gewerkt. Komt de papieren werkelijkheid niet overeen met de daadwerkelijke manier waarop wordt gewerkt, dan heeft dit consequenties.

 
Wat kunt u vergoeden bij thuiswerken?Loonbelasting

 

Werkt uw werknemer vanuit huis? Dan kunt u het thuiswerken faciliteren met internet en een telefoon. Let wel op dat deze fiscaal verschillend behandeld worden. Zo valt de vergoeding voor een internetaansluiting, die uw werknemer nodig heeft om thuis te werken, onder het noodzakelijkheidscriterium van de werkkostenregeling (WKR). Deze vergoeding is dan onbelast. Een vaste telefoonlijn valt niet onder het noodzakelijkheidscriterium. Als u de kosten van een vaste lijn op de thuiswerkplek vergoedt, moet u die bij de werknemer belasten of ten laste van de vrije ruimte brengen.

Tip: U kunt de werknemer wel onbelast een mobiele telefoon geven die hij tijdens het thuiswerken kan gebruiken.

 
BijtellingLoonbelasting

 

Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het inkomen plaatsvinden. De bijtelling bedraagt in beginsel 25% van de waarde van de auto. De wet gaat ervan uit dat een auto van de zaak niet alleen voor zakelijk maar ook voor privégebruik ter beschikking is gesteld. Als de werknemer met een auto van de zaak kan bewijzen dat hij met de auto op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt, hoeft geen bijtelling bij het inkomen plaats te vinden. Dat bewijs kan ondermeer geleverd worden aan de hand van een sluitende rittenregistratie. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden voor een bestelauto die alleen geschikt is voor het vervoer van goederen, voor een bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden en voor een bestelauto waarvoor een verbod op privégebruik geldt.

Een handelaar in uurwerken had een auto van de zaak. De werkgever had een bijzondere verzekering afgesloten waardoor de uurwerken ook verzekerd waren wanneer zij in de auto lagen. Volgens de werkgever verplichtten de verzekeringsvoorwaarden de handelaar om de auto ook privé te gebruiken. Dat zou aanleiding moeten zijn om de bijtelling achterwege te laten, ook al werd meer dan 500 km privé gereden. Het karakter van een rit wordt bepaald door het doel. Is het doel zakelijk dan is de rit zakelijk. Is het doel privé, dan is de rit privé, ook als zakelijke belangen een rol hebben gespeeld.

Volgens Hof Amsterdam is een noodzaak of verplichting om de auto privé te gebruiken geen reden om de bijtelling achterwege te laten. De verplichte alarminstallatie en de bijzondere verzekeringsvoorwaarden maken van de personenauto geen bestelauto. Zelfs als de auto gelijkgesteld zou kunnen worden met een bestelauto zou er nog geen aanleiding zijn om de bijtelling achterwege te laten. Daarvoor is vereist dat een bestelauto door zijn inrichting uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Het gebruik van een auto is niet bepalend.

 
Kilometers tijdens wachtdienst zijn onder voorwaarden zakelijkLoonbelasting

 

Een wachtdienst is een bepaalde periode waarin een werknemer oproepbaar is. De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat de kilometers tijdens een wachtdienst geheel zakelijk zijn. Voor deze goedkeuring gelden wel een aantal voorwaarden.

Voor de auto van de zaak, waarmee aantoonbaar niet meer dan 500 privékilometers per jaar wordt gereden, geldt geen bijtelling. Een werknemer die geen bijtelling wenst, heeft er dus belang bij dat de gereden kilometers tijdens een wachtdienst als zakelijk worden aangemerkt. Als een werknemer tijdens een wachtdienst de auto van de zaak gebruikt voor bijvoorbeeld een familiebezoek betreft dit in principe privékilometers. Wordt die werknemer tijdens het familiebezoek echter opgeroepen door zijn werkgever, dan zijn vanaf dat moment de gereden kilometers zakelijk. Deze interpretatie van wat privé en wat zakelijk is, is voer voor discussies met de Belastingdienst. Daarom heeft de staatssecretaris een praktische regeling getroffen voor wachtdiensten.

Wachtdienstregeling
Als een werknemer voor een wachtdienst een auto van de zaak gebruikt, worden alle gereden kilometers tijdens deze wachtdienst als zakelijk aangemerkt. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • de werknemer heeft geen invloed op de keuze van de aangeschafte auto;
  • de werknemer beschikt in privé over een auto die voor privégebruik evenzeer of zelfs meer geschikt is dan de auto van de zaak;
  • de werknemer is verplicht tijdens de wachtdienst binnen een redelijke afstand van zijn woonplaats te blijven;
  • het aantal kilometers dat tijdens de wachtdienst wordt gereden, het aantal oproepen en de plaats van de werkzaamheden waarvoor de werknemer is opgeroepen worden bijgehouden.

 
Bezoek aan fabriek tijdens vakantie deels zakelijkLoonbelasting

 

Voor de auto van de zaak waarmee aantoonbaar niet meer dan 500 kilometer per jaar privé wordt gereden, geldt geen bijtelling. De scheidslijn tussen zakelijk en privé kan vaag zijn, getuige ook de casus van een directeur die zijn bezoek aan een fabriek combineerde met een vakantie.

De directeur in kwestie is op een zaterdag in de voorjaarsvakantie met zijn gezin naar Italië gereden voor een weekje wintersport. Op maandag tijdens deze vakantie is de directeur voor een zakelijk bezoek naar een fabriek in Italië heen en weer gereden. De volgende zaterdag is de directeur met zijn gezin weer huiswaarts gekeerd.

Zakelijke kilometers naar fabriek
De rechter achtte de kilometers van het vakantieadres naar de fabriek en terug zakelijk. De rechter geloofde tevens dat het bedrijfsbezoek aan de fabriek ook zou hebben plaatsgevonden als de directeur niet met zijn gezin naar Italië op vakantie zou zijn gegaan.

Privékilometers naar vakantieadres
Desondanks merkte de rechter de kilometers van huis naar het vakantieadres en terug niet aan als zakelijk. Deze kilometers kunnen namelijk alleen zakelijk zijn als iemand die wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheid verkeert, deze kilometers niet of niet in dezelfde omvang zou hebben gemaakt. Nu wintersportvakanties gemeengoed zijn en de wintersportbestemmingen vanuit Nederland over het algemeen verder weg liggen dan 250 kilometer (heen en weer dus meer dan 500 kilometer), kon de directeur niet aantonen dat hij in dat jaar niet meer dan 500 kilometer privé had gereden. De directeur werd daarom alsnog geconfronteerd met een bijtelling.

 
Waardering landbouwgrondOndernemingswinst

 

De waardeverandering van tot het ondernemingsvermogen behorende landbouwgrond is in beginsel vrijgesteld van belastingheffing. Volgens de Hoge Raad wil dat niet zeggen dat landbouwgrond daarom mag worden gewaardeerd op de WEVAB in plaats van op de aanschafwaarde. De landbouwvrijstelling is beperkt tot de werkelijk gerealiseerde waardeverandering van grond. Dat is de bij vervreemding of onttrekking gerealiseerde boekwinst.

Winst uit onderneming is het totaal van de voordelen die iemand uit een onderneming verkrijgt. De in een kalenderjaar genoten winst moet worden bepaald volgens goed koopmansgebruik met inachtneming van een bestendige gedragslijn. De waardeverandering van tot het ondernemingsvermogen behorende grond behoort tot de voordelen die iemand verkrijgt uit een onderneming. Dat geldt ook voor zover deze waardeverandering door toepassing van de landbouwvrijstelling onbelast is. Waardering van landbouwgrond op de WEVAB heeft tot gevolg dat onder de landbouwvrijstelling vallende waardeveranderingen die bij vervreemding of onttrekking worden gerealiseerd al eerder in aanmerking zijn genomen. Latere waardedalingen die niet onder de landbouwvrijstelling vallen en gemaakte verkoopkosten kunnen niet meer worden gesaldeerd met de al in aanmerking genomen vrijgestelde waardeveranderingen. Om die reden is een stelsel van waardering op de WEVAB niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik.

 
Geen MIA door gebruik niet gecertificeerd houtOndernemingswinst

 

Ondernemers, die investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen, hebben recht op milieu-investeringsaftrek (MIA). Welke bedrijfsmiddelen als milieu-investeringen zijn aangewezen is te zien in de jaarlijks gepubliceerde milieulijst. In die lijst staat per bedrijfsmiddel omschreven aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor MIA. De investering in een nieuw duurzaam gebouw of de renovatie van een bestaand gebouw tot een duurzaam gebouw komt in aanmerking voor MIA. Wil een gebouw aangemerkt kunnen worden als duurzaam, dan moet het hout dat in het gebouw verwerkt wordt gecertificeerd duurzaam geproduceerd zijn. Is dat niet het geval dan komt de investering niet in aanmerking voor MIA.

Een ondernemer claimde MIA voor de verbouwing van een bedrijfspand. Uit de facturen bleek echter dat een deel van het hout dat was gebruikt voor de verbouwing niet gecertificeerd was. Dat was aanleiding om de MIA te weigeren. De ondernemer ging in beroep. De rechtbank oordeelde dat de ondernemer niet aannemelijk had gemaakt dat het gefactureerde niet gecertificeerde hout voor andere projecten dan de verbouwing was gebruikt of dat in werkelijkheid minder niet gecertificeerd hout was gebruikt dan uit de facturen volgde. Hof Den Haag onderschreef in hoger beroep het oordeel van de rechtbank.

 
Urencriterium voor de ondernemerOndernemingswinst

 

De inkomstenbelasting kent een aantal fiscale faciliteiten voor zelfstandige ondernemers. Deze faciliteiten zijn een belangrijke stimulans om als ondernemer te gaan werken. Om de toegang tot deze gunstige regelingen te beperken tot “echte” ondernemers is het urencriterium ingevoerd.

Urencriterium
Ondernemers moeten minimaal 1.225 uur per jaar in hun eigen onderneming werken om recht te hebben op de belangrijkste onderdelen van de ondernemersaftrek en om bedragen aan de oudedagsreserve toe te voegen. Het begrip “uren die gewerkt worden in de onderneming” moet ruim worden uitgelegd. Reistijd, boekhouding, opleiding in het kader van de onderneming: al deze uren tellen mee.

Grotendeelscriterium
Voor ondernemers, die naast hun onderneming nog andere werkzaamheden verrichten, geldt voor het urencriterium een beperkende voorwaarde. Zij moeten in een jaar meer dan 50% van hun gewerkte tijd hebben besteed aan de onderneming. De bedoeling van dit grotendeelscriterium is om mensen die een nevenactiviteit tot onderneming hebben verheven uit te sluiten van de faciliteiten.

Let op: Deze eis is niet van toepassing in de eerste vijf jaar van het ondernemerschap. Een startende ondernemer hoeft alleen aan het urencriterium te voldoen.

Ook voor andere werkzaamheden, bijvoorbeeld in loondienst, geldt dat de arbeidstijd ruim moet worden geïnterpreteerd. Het kan voorkomen dat door de reistijd die wordt besteed aan een normale dienstbetrekking het aantal uren dat besteed wordt aan de onderneming daalt onder de 50% en er daardoor geen recht op ondernemersfaciliteiten bestaat.

Urenverantwoording
Het verdient aanbeveling om een goede urenverantwoording bij te houden om te kunnen bewijzen dat u aan het urencriterium en aan het grotendeelscriterium voldoet.

 
Bezwaar tegen box 3-heffing niet meer nodigInkomstenbelasting

 

De spaartaks, ofwel vermogensrendementsheffing: er is veel om te doen in de media omdat de heffing op spaargeld onrechtvaardig zou zijn. De staatssecretaris van Financiën heeft nu besloten dat het niet langer nodig is om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing. Als de Belastingdienst door de hoogste rechter geheel of gedeeltelijk in het ongelijk wordt gesteld, zal de Belastingdienst namelijk zelf de aanslagen inkomstenbelasting op dit punt aanpassen.

Massaal bezwaar
In box 3 wordt een belasting geheven van 30% over een forfaitair rendement van 4%. Per saldo levert dit een heffing op van 1,2%. Omdat de laatste jaren een rendement van 4% door spaarders al lang niet meer gehaald wordt, is een aantal procedures gestart over de rechtvaardigheid van de heffing. Omdat de Belastingdienst een massaal bezwaar verwacht (en inmiddels ook al deels heeft ontvangen), is besloten dat het niet langer nodig is om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing. Als de Belastingdienst door de hoogste rechter geheel of gedeeltelijk in het ongelijk wordt gesteld, zal de Belastingdienst namelijk zelf de aanslagen inkomstenbelasting op dit punt aanpassen.

Let op!
De toezegging van de Belastingdienst heeft alleen betrekking op de vraag of de box 3-heffing op spaarsaldi op zichzelf in strijd is met Europees recht. Wilt u ook uw persoonlijke en individuele omstandigheden in aanmerking nemen, dan moet u wel bezwaar maken. Overleg hierover met uw adviseur.

Komt u in aanmerking?
De toezegging geldt niet voor alle aanslagen inkomstenbelasting maar alleen voor die aanslagen die op 26 juni 2015 nog niet onherroepelijk vaststaan. Dit betekent dat de toezegging geldt voor:

  • alle aanslagen die op 26 juni 2015 nog niet definitief waren opgelegd, maar ook voor;
  • alle aanslagen waarvoor nog bezwaar of beroep liep op 26 juni 2015, en;
  • alle aanslagen waarvan nog niet 6 weken zijn verstreken na aanslagdatum of datum uitspraak bezwaar/beroep.

Alle overige (oudere) aanslagen zullen helaas niet worden herzien als de Belastingdienst geheel of gedeeltelijk in het ongelijk wordt gesteld.

Let op!
De Tweede Kamer moet nog instemmen met de toezegging van de staatssecretaris. De verwachting is dat de Tweede Kamer instemt, maar tot die tijd geldt nog een voorbehoud. De toezegging van de staatssecretaris vervalt namelijk als de Tweede Kamer niet instemt.

 
Rentemiddeling beperkt uw hypotheekrenteaftrekInkomstenbelasting

 

De woningeigenaar, die wil profiteren van een lagere hypotheekrente, kan mogelijk gebruik maken van rentemiddeling mits de bank dit aanbiedt. Aan die rentemiddeling zitten wel wat fiscale aspecten vast, waar u voor de hypotheekrenteaftrek rekening mee moet houden.

Lagere hypotheekrente
Heeft u een eigen woning, dan kunt u in de meeste gevallen de door u betaalde hypotheekrente in aftrek brengen. Wilt u profiteren van een lagere hypotheekrente, dan kunt u ervoor kiezen om de hypotheek open te breken en deze tegen een lagere rente opnieuw vast te zetten. Daarvoor betaalt u aan de bank wel een vergoeding in de vorm van een boeterente.

Let op! Houd er rekening mee dat, wanneer u een lagere hypotheekrente betaalt, u ook minder hypotheekrenteaftrek heeft.

Rentemiddeling
Rentemiddeling houdt in dat u de boeterente niet in één keer hoeft te betalen, maar dat deze wordt 'uitgesmeerd' over de nieuwe rentevaste periode. Met een opslag wordt die boeterente verdisconteerd in de nieuwe lagere hypotheekrente. Die opslag bestaat uit twee elementen:

  1. het 'uitsmeren' van de boeterente over de nieuwe rentevaste periode; en
  2. andere opslagen. Denk bijvoorbeeld aan een vergoeding voor het risico van vroegtijdig volledig aflossen bij verkoop. Wordt de hypotheek namelijk voor het verlopen van de nieuwe rentevastperiode afgelost, dan ontvangt de bank niet het volledige bedrag aan 'uitgesmeerde' boeterente.

Opslag gedeeltelijk aftrekbaar
De hierboven besproken opslag is niet volledig aftrekbaar. De opslag onder punt 1 is aftrekbaar omdat het gaat om boeterente die bij het afsluiten van een hypothecaire geldlening door de bank in rekening wordt gebracht. Voor de aftrekbaarheid maakt het dus niet uit dat deze wordt 'uitgesmeerd'. De opslag onder punt 2 is niet aftrekbaar omdat het hier gaat om een vergoeding voor het risico van vroegtijdig volledig aflossen bij verkoop. Een dergelijke opslag kwalificeert niet als rente of kosten van een geldlening voor de eigen woning.

 
Vrijstelling btw sportorganisatiesOmzetbelasting

 Op grond van een arrest van het Hof van Justitie EU uit 2013 mag voor de vrijstelling van btw van sportverenigingen geen onderscheid gemaakt worden tussen prestaties aan leden en aan niet-leden. Naar aanleiding van dit arrest is een analyse gemaakt van de financiële gevolgen die een verruiming van de btw-vrijstelling heeft voor gemeenten en sportverenigingen. Duidelijk is dat de vrijstelling zoals deze in de Nederlandse Wet is opgenomen moet worden aangepast. In eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie EU is al uitgemaakt dat de vrijstelling van btw ook geldt voor de ter beschikkingstelling van een sportterrein, omdat deze prestatie onontbeerlijk is voor de sportbeoefening. Op termijn zal de huidige vrijstelling verruimd moeten worden. Vanwege de budgettaire gevolgen zal dit echter niet op korte termijn gebeuren.

 
Uw pand met btw verhuren? Vraag huurder om een verklaringOmzetbelasting

 

Verhuurt u uw pand met btw? Houdt u er dan rekening mee dat de huurder in het eerste jaar waarin hij is gaan huren, een verklaring moet verstrekken aan u en de Belastingdienst waarin staat dat hij voldoet aan de 90%-norm.

Wat houdt de 90%-norm in?
Deze norm houdt in dat de huurder uw pand voor ten minste 90% gebruikt om omzet te genereren waarvoor hij recht op aftrek van voorbelasting heeft.

Let op! Voldoet uw huurder aan het einde van een boekjaar niet meer aan de 90%-norm? Dan moet deze huurder binnen vier weken na afloop van het boekjaar een verklaring naar u en de Belastingdienst sturen dat hij het gehuurde niet langer voor minstens 90% voor btw-aftrekgerechtigde doeleinden heeft gebruikt.

 
Uitwerking alternatieven pensioen in eigen beheerVennootschapsbelasting

 

De pensioenregeling van een werknemer moet zijn ondergebracht bij een pensioenfonds of bij een levensverzekeringsmaatschappij. Anders dan voor reguliere werknemers bestaat voor een dga daarnaast de mogelijkheid om zijn pensioenvoorziening door de BV in eigen beheer te laten opbouwen. Over opbouw van pensioen in eigen beheer is veel te doen. Door steeds strengere voorschriften is de vorming van een pensioen in eigen beheer niet echt interessant meer voor de dga. De staatssecretaris van Financiën heeft op verzoek van de Eerste en Tweede Kamer twee mogelijke alternatieven uitgewerkt. Hierbij gaat het om de oudedagsbestemmingsreserve, een fiscale reserve in eigen beheer voor de oude dag, en het oudedagssparen, een variant op een beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage.

Aanpassing van de bestaande regeling voor pensioen in eigen beheer is alleen zinvol als de regelgeving en de uitvoering daarvan eenvoudiger worden. Belangrijk uitgangspunt is dat de ingelegde middelen beschikbaar blijven voor de financiering van de onderneming.

1. De oudedagsbestemmingsreserve
De oudedagsbestemmingsreserve moet belastingvrije reservering voor een oudedagsvoorziening mogelijk maken zonder afdwingbare rechten voor de dga in de opbouwfase. De BV heeft dus geen verplichting om de reserve om te zetten in een oudedagsvoorziening voor de dga. De reserve moet uiteindelijk worden gebruikt voor de aankoop van een lijfrente voor de dga of voor gelijkmatige uitkeringen door de BV. Dat moet uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd (tenzij de dga doorwerkt) of zes maanden na overdracht van de aandelen in de BV.

De jaarlijkse toevoeging aan de reserve is een percentage van het loon van de dga tot een maximum van € 100.000, verminderd met een franchise. De BV kan jaarlijks kiezen of zij toevoegt aan de reserve. Inhalen van niet toegevoegde bedragen in een later jaar is niet mogelijk. Rente wordt in de opbouwfase niet berekend. In de uitkeringsfase wordt de reserve jaarlijks opgerent met de marktrente, gebaseerd op het U-rendement.

Bestaande pensioenaanspraken kunnen naar keuze worden omgezet in een oudedagsbestemmingsreserve. Kiest de dga daar niet voor, dan wordt de pensioenverplichting bevroren.

2. Oudedagssparen in eigen beheer
Deze regeling vraagt om een nieuw wettelijk kader in de loonbelasting naast de regelingen voor pensioen. De gedachte van het oudedagssparen is dat jaarlijks een bepaald percentage van het loon opzij wordt gezet binnen de BV. Per jaar wordt gekozen of en zo ja, hoeveel opzij wordt gezet. Inhaal in een later jaar is niet mogelijk. De dga heeft vanaf de start een afdwingbaar recht op het gespaarde bedrag. Jaarlijks wordt rente toegevoegd ter grootte van de marktrente volgens het U-rendement. Het gespaarde bedrag inclusief rente moet uiteindelijk worden gebruikt voor de aankoop van een lijfrente of in gelijkmatige termijnen in 20 jaar worden uitgekeerd aan de dga. Dat moet uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd (tenzij de dga doorwerkt) of zes maanden na overdracht van de aandelen in de BV.
Ook tijdens de uitkeringsfase vindt oprenting plaats. Anders dan de oudedagsbestemmingsreserve is het oudedagssparen tijdens de opbouwfase fiscaal en commercieel vreemd vermogen. Verschillen tussen de fiscale en commerciële waardering in de opbouwfase zijn er waarschijnlijk niet. Het oudedagssparen in eigen beheer heeft door het karakter van vreemd vermogen invloed op de mogelijkheid om dividend uit te keren.

Bestaande pensioenaanspraken kunnen naar keuze worden omgezet in oudedagssparen. Kiest de dga daar niet voor, dan wordt de pensioenverplichting bevroren.

Beide mogelijkheden tegen elkaar afwegend spreekt de staatssecretaris een voorkeur uit voor het oudedagssparen. Die voorkeur is gebaseerd op de eenvoudigere regeling en betere uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst en het vermijden van verschillen in commerciële en fiscale waardering.

 
Bescherming erfgenamen tegen onverwachte schuldenSuccessiewet

 

Een erfenis is niet per definitie een positief vermogen. De erfenis kan ook uit alleen schulden bestaan of op andere wijze een negatief vermogen vormen. Een voorbeeld daarvan is een erfenis die bestaat uit een huis en een daarop rustende hypotheekschuld. Zelfs als de verkoopopbrengst van het huis de schuld overtreft, kan de erfenis negatief zijn als het huis na lange tijd wordt verkocht en de erfgenamen in de tussentijd de vaste lasten hebben moeten betalen zonder inkomsten te genieten.

Het erfrecht biedt erfgenamen de keuze tussen zuivere aanvaarding, aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving en verwerping van een nalatenschap. Aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving wordt ook wel aangeduid met de term "beneficiaire aanvaarding". Bij zuivere aanvaarding is de erfgenaam verplicht om de schulden van de nalatenschap uit zijn eigen vermogen te voldoen. Als de nalatenschap negatief is, moet de erfgenaam dus ten laste van zijn privévermogen bijbetalen. Een erfgenaam die de nalatenschap aanvaardt onder het voorrecht van boedelbeschrijving voorkomt dat hij de schulden van de nalatenschap uit zijn privévermogen moet voldoen. Bij een negatieve nalatenschap of bij twijfel over de nalatenschap is het verstandig om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Bij verwerping van de nalatenschap verliest de erfgenaam het recht op de goederen van de nalatenschap en wordt hij gelijktijdig verlost van de verplichting om de schulden van de nalatenschap te voldoen.

Volgens de huidige wet wordt een erfgenaam geacht de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard wanneer hij zich als zodanig gedraagt. Daardoor kan het voorkomen dat een erfgenaam niet toekomt aan het nemen van een weloverwogen beslissing over het wel of niet aanvaarden van de nalatenschap. Een ander in de praktijk geconstateerd probleem is dat van een erfgenaam die zuiver heeft aanvaard en vervolgens wordt geconfronteerd met een onverwachte schuld van de overledene. Hij moet deze schuld voldoen. Wanneer het saldo van de nalatenschap onvoldoende is, moet dat uit zijn privévermogen gebeuren.

De minister van Veiligheid en Justitie heeft een wetsvoorstel ingediend dat een oplossing voor beide problemen moet bieden.
Zo wordt voorgesteld om te verduidelijken wanneer een erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Deze bepaling is bedoeld als bescherming van schuldeisers tegen benadeling door erfgenamen. Vanuit deze achtergrond wordt voorgesteld dat alleen gedragingen die leiden tot benadeling van schuldeisers zuivere aanvaarding tot gevolg hebben. Het gaat dan om zaken als het onttrekken van goederen van de nalatenschap aan verhaal door schuldeisers. Andere gedragingen, zoals het veilig stellen van goederen van de nalatenschap, leiden niet tot zuivere aanvaarding.
Daarnaast wordt een nieuw wetsartikel voorgesteld dat een oplossing moet bieden voor de situatie waarin een erfgenaam die zuiver heeft aanvaard door een onverwachte schuld van de erflater in de financiële problemen raakt. Deze uitzonderingsclausule biedt alleen bescherming tegen onverwachte schulden en niet tegen schulden die een erfgenaam kende of behoorde te kennen. De kantonrechter kan bepalen dat de erfgenaam alsnog beneficiair mag aanvaarden.

Het wetsvoorstel bevat geen overgangsregeling en treedt onmiddellijk in werking.

 
Voorkom aansprakelijkheid! Meld betalingsproblemenInvordering

 

Als bestuurder van een BV of NV kunt u aansprakelijk worden gesteld voor de niet betaalde belastingen en premies van de BV of NV als sprake is van onbehoorlijk bestuur. Voorkom dat onbehoorlijk bestuur zonder meer wordt aangenomen door tijdig betalingsproblemen bij de Belastingdienst te melden.

Belastingen
De aansprakelijkheid geldt niet voor alle belastingen. Belastingen waarvoor de aansprakelijkheid wel geldt zijn onder meer loonbelasting, premies en omzetbelasting. Dit zijn belastingen waar bijna elke vennootschap wel mee te maken heeft. Daarnaast geldt de aansprakelijkheid ook voor een aantal minder vaak voorkomende belastingen zoals accijns, verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en kansspelbelasting.

Tip! Voor onbetaalde vennootschapsbelasting geldt deze aansprakelijkheid niet.

Bestuurdersaansprakelijkheid
U kunt alleen als bestuurder aansprakelijk worden gesteld als aannemelijk is dat het niet betalen van de belastingschulden het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de voorafgaande drie jaren. De bewijslast van onbehoorlijk bestuur ligt bij de Belastingdienst.

Addertje onder het gras
Uw BV of NV is echter verplicht om tijdig aan de Belastingdienst te melden dat zij niet in staat is om de belastingen te betalen. Is deze melding niet, niet tijdig of niet op de juiste wijze gedaan, dan bent u als bestuurder zonder meer aansprakelijk voor de niet betaalde belastingschulden. De Belastingdienst hoeft dan niet meer te bewijzen dat er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur maar kan u zonder meer aansprakelijk stellen. Het is dus uitermate belangrijk om tijdig en op juiste wijze uw betalingsonmacht bij de Belastingdienst te melden.

Let op! U kunt zich over het algemeen niet verweren tegen een aansprakelijkstelling als gevolg van het niet, niet tijdig of niet op juiste wijze melden van de betalingsonmacht. U mag zich tegen een dergelijke aansprakelijkstelling namelijk alleen verweren indien u aannemelijk maakt dat het niet, niet tijdig of niet op juiste wijze melden van de betalingsonmacht niet aan u te wijten is. Over het algemeen zal dit zeer lastig zijn. Zorg daarom dat u altijd uw betalingsonmacht tijdig meldt!

Wat is tijdig?
De melding betalingsonmacht is tijdig als deze gedaan is binnen twee weken nadat de belasting of premie betaald had moeten worden. Voor de aangifte omzetbelasting tweede kwartaal 2015 moet de melding betalingsonmacht daarom uiterlijk 14 augustus 2015 gedaan zijn.

Let op! Een melding betalingsonmacht moet altijd schriftelijk gedaan worden. Indien u kort telefonisch uitstel vraagt, wordt dit dus niet aangemerkt als een melding betalingsonmacht.

 
Kabinetsplannen autobelastingen 2017-2020 in Autobrief IIAutobelastingen

 

De staatssecretaris van Financiën heeft de al veel eerder aangekondigde Autobrief II naar de Tweede Kamer gestuurd. De brief bevat de plannen voor de aanpassing van de belastingen op de aanschaf, het bezit en gebruik van auto’s voor de komende jaren. Aanleiding voor herziening van de autobelastingen is de constatering dat de gewenste belastingopbrengsten en de milieudoelstelling niet worden gehaald. De Autobrief II ziet op de periode van 2017 tot 2020 en bevat als doelstellingen vereenvoudiging van de regelgeving en stabilisering van de belastinginkomsten, gekoppeld aan een grotere milieuwinst.

De hoofdlijnen van de Autobrief II zijn:

  • Verlaging van de motorrijtuigenbelasting voor de meeste auto’s met gemiddeld 2%. Voor oudere dieselauto’s (zonder fabrieksroetfilter) gaat de motorrijtuigenbelasting omhoog.
  • Het aantal bijtellingspercentages voor privégebruik gaat van vier naar twee. Voor nulemissievoertuigen blijft de bijtelling 4%, zij het tot een catalogusprijs van € 50.000. Voor andere voertuigen gaat op termijn de bijtelling naar 22%.
  • De belasting op de aanschaf (BPM) gaat met gemiddeld 12% omlaag. De BPM wordt minder CO2-afhankelijk.
  • De zogenaamde plug-in hybrides worden zowel qua bijtelling als in de MRB en de BPM meer en meer als reguliere auto’s behandeld.

De in de Autobrief II opgenomen plannen worden na discussie met de Tweede Kamer opgenomen in een wetsvoorstel. Dat wetsvoorstel zal dit najaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

 
BPM en bestelauto van de ondernemerAutobelastingen

 

BPM is de Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen. Bij registratie, dat is de eerste tenaamstelling van het kenteken, van een auto moet BPM worden betaald. Dat geldt zowel voor een personenauto als voor een bestelauto.

Vrijstelling
Voor een bestelauto van een omzetbelastingplichtige ondernemer geldt echter een vrijstelling. Deze vrijstelling vervalt wanneer binnen vijf jaar na de tenaamstelling niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan. Dat kan het geval zijn bij beëindiging van de onderneming, maar ook bij verkoop van de bestelauto of bij ombouw tot personenauto. Het vervallen van de vrijstelling heeft tot gevolg dat BPM moet worden betaald. Het bedrag van de BPM is het oorspronkelijk vrijgestelde bedrag, verminderd in verband met afschrijving. De ondernemer moet de verschuldigde BPM binnen een maand na de dag waarop niet meer aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan, op aangifte betalen.

Er hoeft geen BPM te worden betaald bij export, sloop of diefstal van de bestelauto binnen de termijn van vijf jaar.

Doorschuifbepaling
Wordt de bestelauto binnen vijf jaar verkocht of overgedragen aan een andere ondernemer, dan geldt er een doorschuifbepaling waardoor de vrijstelling in beginsel van toepassing blijft. Die bepaling komt erop neer, dat de ondernemer op wiens naam het kenteken na de overdracht wordt gesteld, de plaats inneemt van de ondernemer op wiens naam het kenteken eerder was gesteld.

Let op: zorg voor tijdige overschrijving van het kentekenbewijs!

Voor toepassing van de doorschuifbepaling moet de tenaamstelling wel z.s.m. worden gewijzigd. Dat is vooral van belang bij het einde van het ondernemerschap. Gebeurt dat niet, dan kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag BPM opleggen, eventueel met een boete.

Overdracht na vijf jaar
Wordt een bestelauto van een ondernemer na meer dan vijf jaar verkocht of stopt de ondernemer dan met zijn bedrijf, dan zijn er geen gevolgen voor de BPM. De particulier die geïnteresseerd is in een bestelauto kan daar zijn voordeel mee doen.

 

Hopelijk heeft u de opgenomen artikelen als interessant en nuttig ervaren.


Met vriendelijke groet,

Remmerswaal Accountants & Adviseurs

U ontvangt deze e-mail van Remmerswaal Accountants & Adviseurs
Wilt u liever geen e-mail meer ontvangen op dit e-mailadres, klik dan hier om u af te melden.
www.remmerswaal.nlinfo@remmerswaal.nl